gepubliceerd in: Kartografisch Tijdschrift, XXIX (2003), nr. 2, p. 19-25 tevens verschenen als deel 4 van de reeks 'Onderwijsbiografie', Nationaal Onderwijsmuseum (2012)
Antiquariaat De Wereld aan de Wand
VII ‘Herzien door K. Zeeman’ Het verhaal van de gedreven schoolkartograaf
door Lowie Brink
“En wij zijn er dankbaar voor dat de nestor van de Nederlandse kartografie ons werk met zijn zegen heeft geholpen.” Dit schrijft de secretaris van de Kartografische Sectie van het Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap, ir. C. Koeman, in 1961 (1). Vele kartografen zullen heden ten dagen verrast opkijken als daarbij vermeld wordt dat met die nestor van de Nederlandse kartografie ene K. Zeeman wordt bedoeld. Het citaat vervolgt met: “In de kartografie zal zijn naam nog lang met eerbied genoemd worden.” Dit laatste moge waar zijn, op papier is daar vrijwel niets van terug te vinden. Een opgedoken, door Zeeman ondertekende manuscriptkaart uit 1908 gaf de auteur aanleiding het verhaal van Zeeman weer boven water te krijgen.
K. Zeeman naar een potloodtekening van J. Troelstra getiteld ‘De auteur aan zijn kartografisch werk’.
Het verhaal neemt een aanvang in het nog prille begin van de 20ste eeuw. In 1902 was er een tentoonstelling van ‘hulpmiddelen bij het aardrijkskundig onderwijs’ in Amsterdam. Deze door de ‘Vereeniging van Leeraren aan Inrichtingen van Middelbaar Onderwijs’ georganiseerde tentoonstelling was een groot succes. Zelfs in het ‘Tijdschrift van het K.N.A.G.’ verscheen een uitgebreid verslag van veertien pagina’s van de hand van de Rotterdamse schoolgeograaf en latere Utrechtse hoogleraar en redacteur van de Bosatlas J.F. Niermeyer (2). Deze werd als deskundige gezien op het gebied van de kartografie, en was gevreesd om zijn scherpe kritiek in besprekingen van nieuwe uitgaven. Dat hebben auteur R. Bos en zijn uitgever P. Noordhoff geweten, want de door hen tentoongestelde, zeer sterk gegeneraliseerde atlas- en schoolwandkaarten werden door Niermeyer afgekraakt; dwaalweg, bar, onfraai, en mistekeningen zijn de hierbij gebezigde termen. Zeer positief is Niermeyer echter over de bij S.L. van Looy uitgegeven wandkaarten van R. Noordhoff; buitengewoon duidelijk, aangenaam, grote aanwinst en sprekende bergtekening zijn hier de kwalificaties. Relevant voor ons verhaal wordt het verslag van Niermeyer pas in een onopvallende voetnoot onderaan pagina 865: “Evenals de mooie geteekende kaarten van K. Zeeman, van Frankrijk en Groot-Brittannië. Als daarvoor een uitgever te vinden is, kunnen ze voor die van [R.] Noordhoff zware concurrenten worden.” Er is veel geschreven over de kwaliteiten van Niermeyer (3), maar in deze voetnoot had hij in ieder geval het gelijk helemaal aan zijn zijde. Dat Zeeman al het werk van R. Bos (bij P. Noordhoff) en de wandkaarten van R. Noordhoff (bij J.B. Wolters) zou gaan herzien kon Niermeyer natuurlijk niet vermoeden. Maar Zeeman zou later inderdaad uitgevers vinden voor zijn wandkaarten, atlassen en leerboeken, en sommige van deze uitgaven zijn klassiekers geworden van de Nederlandse schoolgeografie en schoolkartografie.
WEST-FRIESLAND
Het verhaal van Zeeman begint eigenlijk al op 4 november 1880 met de geboorte van Klaas Zeeman in Schagen in West-Friesland. Zeeman schrijft later dat stamboomonderzoek heeft uitgewezen dat de Nederlandse naamgenoten een gemeenschappelijke voorvader hebben in een Zweedse scheepskapitein uit Norrköping, en dat dit feit zijn van jongs af aan “mal zwak” voor Zweden zou kunnen verklaren. De vader van Zeeman kwam al in 1886 te overlijden, en liet zijn vrouw, een zoon van zes jaar en een dochter van twee jaar achter. Zijn moeder hertrouwde en kreeg nog een zoon. Zuster en halfbroer zijn later nog lang financieel door Zeeman ondersteund.
Zeeman koos voor een opleiding aan de kweekschool in Deventer. Dit is wellicht voor de Nederlandse schoolkartografie een gelukkige keuze geweest, aangezien het vak aardrijkskunde daar gegeven werd door de toen al beroemde geograaf R. Schuiling. Een groot aantal leerlingen is door hem gemotiveerd om zich verder te bekwamen in de geografie. Een voorbeeld daarvan is J.B. Ubink, die over de Deventer kweekschool schrijft: “En nergens hebben we beter gevoeld, dat de Kweekschool aan de spits der beschaving stond dan in het lokaal, waar we les kregen in de aardrijkskunde. Dat lokaal was voor ons de spiegel der wereld” (4). Rond het jaar 1900 rondde Zeeman deze opleiding af, en was daarna drie jaar onderwijzer aan een volksschool. Van ca. 1903 tot ca. 1909 onderwees hij aan de goed bekend staande lagere school Wilhelmina Catharina in Amsterdam, en daarna nog een paar jaar aan een U.L.O. (uitgebreid lager onderwijs). Rond 1911 werd hij leraar aan een rijksdagnormaalschool (een soort kleine kweekschool) in Winschoten. In het niet ver daarvan gelegen Hoogezand werd hij in 1914 directeur van een rijksdagnormaalschool. Hij vond ook nog de tijd om de akte aardrijkskunde M.O. (middelbaar onderwijs) te halen, aangezien op zijn vanaf 1913 uitgegeven leerboeken meestal trots staat vermeld ‘leraar M.O.’ en soms ook ‘leraar 5-j. cursus H.B.S.’. Deze uit dorre archieven opgediepte feiten houden nog veel in nevelen gehuld, maar het vergt niet veel fantasie om te zien dat we hier met een gedreven onderwijsman te maken hebben.
Figuur 1. Manuscriptwandkaart van Zuidoost-Nederland door K. Zeeman (1908; kaartveld: breedte 127 cm, hoogte 118 cm; privé-collectie auteur).
MET DE HAND GETEKEND
De manuscriptwandkaarten van Zeeman op de bovengenoemde tentoonstelling in 1902 maken duidelijk dat hij als onderwijzer al op jonge leeftijd is gestart met het tekenen van kaarten. Dat voor deze kaarten geen uitgever is gevonden heeft hem niet ontmoedigd. Een eerste bewijs dat hij door is gegaan met zijn “oude liefde tot het kaartteekenen” (5) is een in de rechter onderhoek met “K. Zeeman. 13 Nov. 1908.” ondertekende manuscriptwandkaart van Zuidoost-Nederland met een inzet van Zuid-Limburg (zie Figuur 1). De kaart bestaat uit vier vellen, is op linnen geplakt en aan stokken bevestigd, heeft een schaal van 1:133 000 en is zorgvuldig getekend met tekeninkt en waterverf. Opvallend zijn het zware, in rood en zwart uitgevoerde kader en de gedetailleerde tekening van alle rivier- en zeedijken met groene lijnen. Door de natuurlijke kleur van dijken te gebruiken in het lichtgroene rivierkleigebied wordt het kaartbeeld niet ontsierd. Diverse herzieningen hebben de kaart minstens twintig jaar actueel gehouden.
Figuur 2. Fragment (omgeving van Deventer en Zutphen) van de manuscriptwandkaart van Zuidoost-Nederland.
Zeeman zegt van zichzelf dat hij het polderland goed aanvoelt omdat hij er geboren en opgevoed is (6). Dit kan verklaren waarom Zeeman ontvankelijk was voor de hydrografische kijk op Nederland van de bekende geograaf A.A. Beekman. Tijdens zijn studie voor de aardrijkskunde-akte zal Zeeman ongetwijfeld kennis hebben genomen van het werk van Beekman (‘Nederland als Polderland’, atlassen, schoolkaarten). Van deze invloed getuigt, naast genoemde weergave van dijken, ook de minutieuze tekening van beken, rivieren en kanalen (zie Figuur 2), in de kleuren blauw of zwart (wel of geen open verbinding met de zee).
Rond 1900 was de prijs van Nederlandse en zeker van buitenlandse (Duitse) schoolwandkaarten vaak een belemmering voor de aanschaf ervan. De schaarste aan deze kaarten, eventueel in combinatie met ontevredenheid over de kwaliteit, zal soms aanleiding hebben gegeven om ze dan maar zelf te vervaardigen. De manuscriptwandkaart van Zeeman kan ook op deze manier zijn ontstaan. Het is echter eveneens mogelijk dat Zeeman gepoogd heeft een uitgever voor deze kaart te interesseren, of dat de kaart voor eigen studie was bedoeld (de ongebruikelijke indeling van Nederland in Noorden, Westen en Zuidoosten vinden we ook bij de kaarten van zijn in 1913 verschenen leerboek ‘Moderne Geographie van Nederland’). Bovendien zijn combinaties van deze drie mogelijkheden denkbaar. De bedoeling moge onduidelijk blijven, de wandkaart geeft wel aan dat Zeeman, ondanks het ontbreken van een kartografische opleiding in Nederland, zichzelf het kartografisch tekenen had eigen gemaakt. De zorgvuldigheid, de detaillering, de herzieningen en de fiere ondertekening wijzen op een persoon die talent voor en plezier in het kaarttekenen wist te combineren.
GEOGRAPHIE
Niet alleen bij schoolwandkaarten, ook bij aardrijkskundige leerboeken hebben onderwijzers en leraren, uit ontevredenheid met het bestaande aanbod, hun eigen methode op papier gezet. En zoals B.A. Kwast zijn ‘Leerboek der Handelsaardrijkskunde’ (1913) voor eigen gebruik schreef, zo is het ook aannemelijk dat het bij W. Versluys te Amsterdam verschenen ‘Moderne Geographie van Nederland’ (1913) van Zeeman op deze manier ontstond. Zeker als men bedenkt dat Zeeman toen al uitgesproken opvattingen had over het aardrijkskunde-onderwijs, zoals: minder onbeduidendheden, geen gewichtige geleerdheden, opname van beschrijvingen van natuur en steden, en meer aandacht voor de middelen van bestaan. Vooral door het accent op de economie kan dit leerboek, samen met bovengenoemd boek van Kwast, als baanbrekend voor de economische geografie in het onderwijs worden beschouwd. Dit gebeurde ongetwijfeld onder invloed van de grondlegger van deze nieuwe richting, H. Blink, wat ook duidelijk terug te vinden is in de literatuuropgave van ‘Moderne Geographie’. Ook in het in 1921 verschenen ‘Het Nieuwe Europa’ en het samen met een andere leraar M.O., J.H. Pik, geschreven ‘Oost- en West-Indië’ (1919) “treedt de economie naar voren.” Naast de invloed van Blink is in ‘Moderne Geographie’ wederom de invloed van Beekman aanwijsbaar door de nadruk op de hydrografie en het eerst behandelen van het jonge, lager gelegen land, en daarna pas het oude, hoger gelegen gedeelte. ‘Moderne Geographie’ kreeg vele gunstige recensies, zelfs uit het buitenland, en beleefde vele herdrukken (zevende druk in 1934). Een achtste druk van een beknopte versie was in 1952, bijna veertig jaar na uitgave van de eerste druk, blijkbaar nog modern genoeg om in de fondscatalogus van Versluys te worden opgenomen. Doordat er steeds twee ingekorte versies (‘Beknopt ...’ en ‘Inleiding ...’) waren van elk van de genoemde leerboeken, werden ze zowel bij het lager, middelbaar en hoger onderwijs als op kweekscholen gebruikt. Ondanks zijn levenslange gerichtheid op het lager onderwijs, bleek Zeeman niet ongevoelig voor het feit dat ‘Moderne Geographie’ “aan onze universiteiten door de Heren professoren werd aanbevolen”.
HOGEROP
Door het succes van ‘Moderne Geographie’ (eerste druk in februari 1913, tweede druk reeds in 1914) kreeg Zeeman voor het eerst bekendheid in onderwijskringen. De bevordering in de zomer van 1914 van onderwijzer in Winschoten tot directeur van een rijksdagnormaalschool in Hoogezand zal er door zijn bespoedigd. Betrokken als Zeeman was bij de kwaliteit van het lager onderwijs (“zulke beste leerlingen verdienen een goede verzorging”), was hij in 1918 een van de oprichters en voorzitter van de ‘Vereeniging van Onderwijzers aan de Rijksdagnormaallessen’. Jarenlang is hij nog een van de drijvende krachten geweest van het verenigingsorgaan ‘De Opleiding’. Rond 1924 werden de twintig rijksdagnormaalscholen of opgeheven of omgezet in rijkskweekscholen. Zeeman bleef het lager onderwijs trouw en werd directeur van de rijkskweekschool in Hilversum, en bleef dat tot zijn pensioen (januari 1946).
Hoe het eerste contact is ontstaan is niet duidelijk, maar in mei 1917 spraken directeur Ter Horst van uitgeverij Wolters in Groningen en Zeeman mondeling af dat Zeeman de schoolwandkaarten van de overleden R. Noordhoff (Nieuwe Wandkaart van Nederland, Nieuwe Wandkaart van Europa, Nieuwe Wereldkaart) zou bewerken, en tevens betrokken zou worden bij nog te verschijnen wandkaarten van deze drie onderwerpen. Maar ook werd afgesproken dat Zeeman geen concurrerende kaarten bij andere uitgevers zou laten verschijnen. Deze mondelinge afspraak heeft nog zo’n halve eeuw invloed gehad op het assortiment van aardrijkskundige wandkaarten van Wolters en Noordhoff (7). Zo heeft bijvoorbeeld Zeeman tientallen jaren lang talloze wandkaarten voor Noordhoff vervaardigd, maar nooit een Nederland-, Europa-, of Wereldkaart. Het eerste contact tussen Noordhoff en Zeeman ontstond rond 1920 toen deze uitgever een bewerker zocht voor ‘Aardrijkskunde op Economischen Grondslag voor m.u.l.o.’ van R. Bos. De economische benadering in ‘Moderne Geographie’ zal de reden geweest zijn om Zeeman daarvoor te vragen. In januari 1922 (een week na het overlijden van R. Bos) heeft Zeeman erin toegestemd alle atlassen, leerboeken en wandkaarten van R. Bos onder zijn beheer te nemen. Versluys, Wolters, Noordhoff; de herziening was begonnen.
Figuur 3. Titelpagina van de ‘Economische Atlas der Geheele Aarde’ van R. Bos en K. Zeeman (1924; archief Wolters-Noordhoff).
VAN BOS NAAR ZEEMAN
De in 1890 gestarte ‘methode R. Bos’ groeide geleidelijk uit tot een zeer bekende en complete aardrijkskundemethode bestemd voor het lager en uitgebreid lager onderwijs. Een toelichting van R. Bos in 1921 (het jaar van zijn overlijden) bij zijn wandkaarten geeft een goed idee van waar het in deze methode om ging: “uiterst goedkoop, heel sober van inhoud, in sprekende kleuren en in overvloed duidelijk”. Dat een dergelijke benadering niet door iedereen werd gewaardeerd hebben we hierboven al gezien. Tot de methode behoorde een groot aantal schoolwandkaarten (7) en de twee bekende atlassen (al of niet geïllustreerd): ‘Atlas der Geheele Aarde’ en ‘Schoolatlas van Nederland en zijne Overzeesche Bezittingen’. Ook de door uitgeverij Noordhoff fraai uitgevoerde ‘Economische Atlas der Geheele Aarde’ (titel van de door Zeeman verzorgde, tweede druk; zie Figuur 3) behoorde tot deze methode. Verder een waaier aan (eerste, tweede, etc.) tekenatlassen en aardrijkskundige tekenboeken (al of niet met omtrekken) soms voorzien van een eenvoudige uitvoering (‘voorloper’). Daarnaast ook nog leesboeken en een serie leerboekjes voorzien van vragenboekjes. De meeste onderdelen werden bovendien een groot aantal keer herdrukt. De auteurs van deel VI van de ‘Atlantes Neerlandici’ moeten bij de beschrijving van de (teken)atlassen en tekenboeken van deze methode soms de wanhoop nabij geweest zijn. Vanaf ca. 1928 was er steeds meer sprake van de ‘methode Bos-Zeeman’. Na 1945 is de methode in sterk afgeslankte vorm voortgezet. Voornamelijk de wandkaarten en de Bos-Zeeman ‘Atlas der Gehele Aarde’ hebben het tot de fusie met Wolters (1968) kunnen volhouden.
Figuur 4. Fragment (linker onderhoek) van de schoolwandkaart van Frankrijk uitgegeven door P. Noordhoff te Groningen (schaal 1:1.500.000); a: eerste druk door R. Bos [ca. 1904]; b: vijfde druk door K. Zeeman [1953].
Zeeman heeft de meeste onderdelen van de methode R. Bos bewerkt en soms geheel gemoderniseerd. “Ik heb het boekje geheel omgewerkt, van de tekst van wijlen den Heer Bos is heel, heel weinig overgebleven.” Bij kaartherzieningen werd bij elke nieuwe druk weer wat verbeterd, zodat na enkele nieuwe drukken vaak gesproken kon worden van een geheel vernieuwde kaart. Een voorbeeld van een herziening van de wandkaart van Frankrijk is gegeven in Figuur 4. Een vergelijking van de twee fragmenten laat de volgende, karakteristieke herzieningen zien: 1. vervanging van de “antieke lijst” door een moderner kader; 2. toevoeging van een graadnet; 3. gedetailleerdere tekening bijvoorbeeld van rivieren en kustlijnen; 4. meer kaartobjecten; 5. verbeterde reliëfweergave door toevoeging van schaduwering en hoogtecijfers. Zeeman had er geen moeite mee dat op een vernieuwde kaart toch de naam R. Bos vermeld bleef: “De oorspronkelijke auteur heeft er toch niets aan gedaan, de kaart is geheel opnieuw door mij in compositie gezet en getekend. Maar het is de serie R. Bos., gevoeligheden mijnerzijds spelen geen rol.”
PRAKTIJK
Net zoals dat het geval was voor de eerste vier redacteuren van de (P.R.) Bosatlas, vond het tijdrovende herzieningswerk van Zeeman aan atlassen, leerboeken en wandkaarten gewoon thuis plaats als een soort ‘‘veredelde vrijetijdsbesteding” (8). De communicatie met zijn uitgevers ging daarbij grotendeels schriftelijk: brieven, manuscripten, drukproeven, presentexemplaren, etc. De inkomsten van deze vrijetijdsbesteding was voor Zeeman bijzaak: “Gelukkig dat ik geen broodtekenaar ben, en ik er een grote voldoening in vind, als wat van de pers afkomt, nuttig is voor onze scholen.”
Een kaart diende volgens Zeeman de werkelijkheid op de voet te volgen. “Me dunkt, dat we die [wandkaart] wel kunnen voltooien, want de grenzen zijn daar nu wel bekend, sedert eergisteren te Parijs verschillende vredesverdragen zijn gesloten.” Informatievergaring was daarom een van zijn specialiteiten geworden. Een zeer groot aantal informatiebronnen is dan ook door Zeeman gebruikt: buitenlandse consulaten, de krant, Kamers van Koophandel, de Autokampioen en vele andere tijdschriften, de jongste Russische atlassen, Statesman’s Yearbook, het Geologisch Instituut, etc. etc. “Ik heb me kosten noch moeite gespaard om behoorlijk op de hoogte te zijn; wat heb ik niet een plattegronden van steden gekocht, en wat heb ik niet een inlichtingen gevraagd.” In recensies werd de actualiteit van Zeemans kaarten dan ook vaak geprezen. Ook maakte hij vele reizen per auto om de situatie zelf ter plaatse op te nemen. “En zo ging ik toch naar de bocht bewesten Grave en klom de droge dijk op: alles grasland, geen water te bekennen!” Zijn voormalige woonhuis in Hilversum waar al die informatie werd verwerkt, heet volgens een plaat boven de voordeur nog steeds ‘Op de Hoogte’.
Naast het door hemzelf bijeen verzamelde documentatiemateriaal, kreeg hij van zijn uitgevers ook nog regelmatig studieboeken, naslagwerken en binnen- en buitenlandse atlassen toegestuurd. Zeeman moet na enige tijd over een indrukwekkend archief beschikt hebben. “Tot ca. 1950 waren er in Nederland misschien niet meer dan een vijftal particuliere bibliotheken met een assortiment van buitenlandse hand- en schoolatlassen (Schokkenkamp, De Smit, Boerman, Zeeman, Niermeyer)” merkt Koeman op (9). Zeker in die tijd was een dergelijk geografisch en kartografisch kenniscentrum in de handen van iemand met een goed geheugen en een jarenlange ervaring in de onderwijspraktijk geld waard voor schooluitgevers. Zeeman werd dan ook diverse keren door deze uitgeverijen om advies gevraagd over het al of niet uitgeven van aangeboden manuscripten. De adviezen van Zeeman waren vaak zeer kritisch. Noordhoff vroeg in 1932 advies over een eventuele (vervolg)uitgave van een atlas van D.E. Zuidhof ‘De Wereld in Rechte Lijnen’, waarin provincies, landen en werelddelen door schematische diagrammen werden voorgesteld. Het antwoord van Zeeman was niet mals: “Ik kan die uitgave niet aanbevelen; een 25 jaar geleden verscheen ook zoo’n kubistische uitgave (10); die is spoorloos verdwenen. U kunt hoogstens een paar goede recensies krijgen van dweperige beoordeelaars. Zoo heb ik de zaak met den Heer Zuidhof maar schriftelijk afgedaan; U zult van hem geen last meer hebben met deze uitgave.”
UITSTRALING
Zeeman besteedde veel tijd aan het uiterlijk van zijn wand- en atlaskaarten. Hij hanteerde daarvoor diverse vuistregels, zoals: “Een kaart moet rust uitstralen” en “Rood is een gevaarlijke kleur; er is gauw te veel.” Enkele van deze voorkeuren heeft hij zich op jonge leeftijd eigen gemaakt, en daarna consequent toegepast. Zo zien we in bovengenoemde manuscriptkaart uit 1908 (Figuur 1) een fors kader. In 1951 oordeelt hij over de nieuwe Europa-kaart van G. Prop (uitgeverij Thieme): “en wat een rand er omheen, die niet afsluit en waar de kaart zo uit kan weglopen.” De dijken op de manuscriptkaart kregen hun natuurlijke kleur: groen. Decennia later schrijft hij aan Wolters: “De kleuren op onze wandkaart bieden het voordeel, dat ze meer lijken op de natuurlijke klei- en veenkleur.”
In het Geografisch Tijdschrift van 1955 schrijft A.H.F. Bredemeijer over de zesde druk van de ‘Nieuwe Wandkaart van Nederland’: “Het kleurenschema is aangenaam en zò, dat de tinten voldoende van elkaar verschillen.” Deze kwalificatie zou echter ook gebruikt kunnen worden voor de andere bij Wolters uitgegeven wandkaarten op groot formaat van Zeeman: de ‘Nieuwe Wereldkaart’ (vierde druk) en de ‘Nieuwe Wandkaart van Europa’ (vijfde druk). Zeeman zegt zelf over de wereldkaart: “Nu zijn er mooie, effen vlakken met rustige kleuren, die uitstekend naast elkaar staan, op alle delen van de kaart.” De genoemde Europa-kaart kan tot een van de fraaiste, in Nederland uitgegeven schoolwandkaarten worden gerekend. Voor de landkleuren van deze staatkundige kaart is een reeks van ‘warme’, zachte, gebroken kleuren gebruikt uit het hele kleurenspectrum (behalve de ‘koude’ kleur blauw). Gaande van de Atlantische Oceaan via Frankrijk, Benelux en Duitsland naar Polen maakt men een ronde door de kleurencirkel. Zeeman zal de in deze kaarten gebruikte kleuren op gevoel hebben gekozen. “De kleuren blauw en groen harmoniëren niet; het blauw is te donker vergeleken bij het groen. Wel is het blauw mooi, maar iets lichter was toch wel gewenst, vooral ook met het oog op het IJselmeer.”
WOLTERS VS NOORDHOFF
Zeeman is een van de weinige auteurs die zowel voor Wolters als voor Noordhoff heeft gewerkt. Ondanks de moeilijke relatie tussen deze twee concurrenten (11) voelde Zeeman zich bij beide uitgevers betrokken. Dit laatste blijkt onder meer uit zijn vele suggesties om de uitgaven van Wolters of Noordhoff meer concurrerend te maken. Het belangrijkste voor hem was echter, ongeacht het uitgeversbedrijf, de verzorgde uitgave, inclusief de nazorg, van zijn geesteskinderen.
Er was sprake van een overzichtelijke en vruchtbare relatie tussen uitgever Noordhoff en auteur Zeeman. De laatste verzorgde al het kartografische werk, en Noordhoff regelde de overige werkzaamheden (bijvoorbeeld de contacten met de lithograaf en drukker). Daarbij ontstond er een hartelijke band tussen Zeeman en J. Noordhoff en, na 1936, zijn zoon F.C. Noordhoff. In 1960 schrijft Zeeman aan de laatste: “Uw firma neemt dan ook bij ons een ereplaats in.” De samenwerking met Wolters was complexer van aard. Het ‘Cartografisch Instituut J.B. Wolters’ voerde, aan de hand van manuscripten en aanwijzingen van Zeeman, het meeste tekenwerk uit, dat dan weer werd gecontroleerd en soms aangepast door Zeeman. “Hiervoor tekende ik een geheel nieuw kaartje. Zowel de Afsluitdijk als de poldervaarten vertoonden ernstige fouten.” Deze werkwijze leidde tot veel overleg over details en tot vele kleine en enkele grotere conflicten. Daarbij verdedigde Zeeman zijn opvattingen soms met het argument dat het maken van een wandkaart andere eisen stelt dan het maken van een atlaskaart: “Een wandkaart moet duidelijk zijn van lijn en kleur, en sober van inhoud door de kunst van het weglaten.”
De strubbelingen tussen Zeeman en het steeds geavanceerder wordende Cartografisch Instituut van Wolters werden in feite veroorzaakt doordat de solistische werkwijze van Zeeman langzamerhand uit de tijd begon te raken. Na 1945 werd het steeds moeilijker voor een geheel zelfstandig werkend kaartredacteur om zich te documenteren in een steeds complexere wereld, zich nieuwe kartografische inzichten eigen te maken, en dan al die informatie en inzichten te verwerken en toe te passen. Het is eigenlijk bijzonder dat het West-Friese Kartografisch Instituut K. Zeeman te Hilversum het nog zo lang heeft kunnen volhouden.
WAARDERING
De kaarten en boeken van Zeeman worden vrijwel niet meer op scholen gebruikt, maar zwerven nog wel in groten getale rond door Nederland. De naam Zeeman is echter weggezakt in de mist der geschiedenis. Een lot dat andere hier genoemde geografen/kartografen als Niermeyer en Beekman overigens ook niet bespaard is gebleven (12). Tijdens zijn leven heeft Zeeman over waardering voor zijn werk zeker niet te klagen gehad. “En vaak verneem ik, dat de wandkaarten met mijn naam erop in de onderwijswereld zeer worden gewaardeerd; dit vind ik eigenlijk de grootste beloning voor al mijn werk.” In recensies was er altijd wel kritiek op kleine onvolkomenheden, die dan in een volgende druk hopelijk zouden worden verholpen. Het eindoordeel was echter meestal positief: “Een kaart waar men met plezier naar kijkt, en die een nuttig en onmisbaar hulpmiddel is; een mooie prestatie van Zeeman.” In een enkel geval liet de recensent de gebruikelijke, voorzichtige toon geheel varen: “Voor zover mensenwerk ooit af is, kan men hier schier spreken van volmaaktheid (13).”
Men zou echter de indruk kunnen krijgen dat er in recensieland voor Zeeman geen wolkje aan de lucht was. Hij schrijft zelf al: “Nu de Heer J.S. is weggebleven, zijn alle recensies gunstig.” Met deze initialen wordt J. Schokkenkamp bedoeld, die lang het kartografisch geweten van Nederland is geweest. Deze leerling van Schuiling heeft ook de ontwikkeling van de Bosatlas uiterst kritisch gevolgd. In zijn besprekingen van werk van Zeeman moet vooral de bergtekening het ontgelden. Over de reliëfweergave in Figuur 4b: “een totale mislukking” (14) en elders: “de voorstelling van het terrein, heuvel- en bergland is om het zacht uit te drukken nogal primitief.” (15) Reactie van Zeeman: “De Heer J.S. is een technicus en geen onderwijsman.” Schokkenkamp legt hier hardhandig de vinger op de zere plek, namelijk het feit dat Zeeman geen kartografische opleiding had genoten. In een uitvoerige bespreking van Nederlandse schoolatlassen in 1926 (16) beweert Schokkenkamp al dat het ontwerpen van een schoolkaart “den geheelen mensch eischt”, en niet kan plaats vinden in de snipperuren van een onderwijzer en schrijver van leerboeken. Op deze manier beschouwd wordt de prestatie van Zeeman alleen maar formidabeler.
Maatschappelijke waardering voor Zeeman was er in augustus 1961 in de vorm van een benoeming tot Officier in de Orde van Oranje Nassau. Net op tijd overigens, want Zeeman kwam twee maanden later te overlijden. Opmerkelijk is het dat de geografische en kartografische tijdschriften uit die tijd van beide gebeurtenissen niets vermeldden. Het is symbolisch voor zijn immer problematische verhouding met de wetenschap (17). Zeeman heeft vaak beweerd dat wetenschappelijke geleerdheid in het lager onderwijs en op kweekscholen niet thuis hoort. Zijn daarbij gehanteerde stokpaardje: “Hoe geleerder, hoe verkeerder” kan echter, losgerukt van zijn context, verkeerd zijn begrepen.
PERSOONLIJK
De brieven die Zeeman in de jaren tien van de vorige eeuw aan uitgeverij Versluys verstuurde zijn hetzelfde van karakter als de brieven die hij ruim veertig jaar lang aan Noordhoff en Wolters verstuurde. Hoewel zakelijk van inhoud kan alleen al uit deze brieven een aantal karaktereigenschappen van Zeeman worden afgeleid: accuraat, zorgzaam, grote inzet, intellectueel, praktisch, strijdbaar. Uit andere bronnen verkregen, maar niet strijdig met deze eigenschappen en met ons verhaal, kan daar nog aan worden toegevoegd: sober, afstandelijk en bescheiden. En aangezien het ‘Handboek der Geografie van Nederland’ (18) leert dat een West-Fries koppig, betrouwbaar, plichtsgetrouw en matig is, kan ten slotte ook nog geconludeerd worden dat Zeeman een echte West-Fries was. Maar bovenal was zijn werk zijn leven: “Als ik aardrijkskundige kaarten zie, word ik een ander mens, al van mijn prille jeugd af. Ik ben als het ware op landkaarten verliefd, vooral als ik ze zelf heb gemaakt.”
EINDE VAN DE REIS
Op 4 november 1960 bereikte de nestor van de Nederlandse schoolkartografie de tachtigjarige leeftijd. Uitgeverij Noordhoff stuurde een warme felicitatiebrief, die de lange relatie tussen Zeeman en Noordhoff in herinnering bracht. Hij had dan wel de leeftijd der sterken bereikt, zijn ogen gingen echter achteruit en hij kon die laatste jaren nog slechts enkele uren per dag aan zijn kaarten werken. Zeeman leidde zijn geadopteerde zoon (het echtpaar Zeeman was kinderloos gebleven), de onderwijzer M.L. de Ley, eind jaren ‘50 in de kartografie in, en samen redigeerden ze diverse wandkaarten en de 34ste tot en met de 36ste druk van de Bos-Zeeman atlas. Ook zijn kleinzoon, K.M. de Ley, afgestudeerd in de fysische geografie, heeft later nog aan deze atlas meegewerkt. Ten slotte had Zeeman ook nog de energie om voor Wolters in 1960 een zevende druk van de ‘Nieuwe Wandkaart van Nederland’ en een vijfde druk van de ‘Nieuwe Wereldkaart’ voor de pers gereed te maken.
In augustus 1960 stelde Noordhoff voor om de veel breder geworden vijfde druk van de wandkaart van de provincie Friesland wat minder hoog te maken om de kosten te drukken. De reactie van de bijna 80-jarige Zeeman is zeer karakteristiek: “Als wij van de hoogte iets afnemen, krijgen we een krenterige kaart, onwaardig aan de firma Noordhoff en eveneens onwaardig aan beide auteurs. Wij moeten kwaliteitsartikelen leveren; dit heb ik van mijn jeugd af gedaan, en hiermee wens ik voort te gaan.” De correspondentie uit het jaar 1961 is bij Wolters-Noordhoff verdwenen, maar het is wel zeker dat Zeeman ook in dat jaar nog bezig was met diverse herzieningen aan zijn kaarten. Op 13 oktober 1961, een dag voor zijn overlijden, werd hem nog een brief toegestuurd met de mededeling dat de kaart van het Balkanschiereiland binnenkort opgestuurd zou worden. De as van Zeeman en van zijn precies zeven maanden eerder overleden vrouw, schrijft M.L. de Ley in een brief aan Noordhoff, werd verstrooid “in het IJsselmeer, ten noorden van Enkhuizen, bij de Gelderse Hoek.” Zeeman moet zijn provinciekaart van Noord-Holland voor ogen gehad hebben, toen hij de wens vastlegde om het verhaal weer bij West-Friesland te laten eindigen.
Noten
(1) Het citaat wordt vermeld in het voorbericht bij de 37ste druk van de ‘Atlas der Gehele Aarde’, uitgegeven door Noordhoff in 1964. Het staat oorspronkelijk in een in 1961 geschreven persoonlijke brief van C. Koeman aan M.L. de Ley, de bewerker van genoemde atlas.
(2) J.F. Niermeyer, T.A.G., XIX (1902) 856.
(3) Zie de bijdrage van M.W. Heslinga: ‘Terecht vergeten? Over de plaats van J.F. Niermeyer’ in ‘Een tempel der kaarten’ van B. de Pater (1999).
(4) J.B. Ubink, ‘Het testament van mijn jeugd’, Den Haag [1917].
(5) In het voorbericht van de ‘Economische Atlas der Geheele Aarde’ van R. Bos en K. Zeeman, tweede druk, Groningen (1924).
(6) Veel informatie over Zeeman, in dit artikel soms in de vorm van citaten weergegeven, is afkomstig uit de briefwisselingen met zijn uitgevers Versluys, Wolters en Noordhoff.
(7) L.E.S. Brink en L.M.A. Holl, Kartografisch Tijdschrift, XXVIII (2002) 74.
(8) F.J. Ormeling sr., Kartografisch Tijdschrift, III (1977) 15.
(9) C. Koeman, Kartografisch Tijdschrift, XI (1985) 29.
(10) Bedoeld worden waarschijnlijk de twee door Versluys uitgegeven atlassen van Jansma en Van Krieken uit 1907 en 1909. Zie hierover ook Caert-Thresoor, 21 (2002) 105.
(11) F.J. Ormeling sr., Kartografisch Tijdschrift, XX (1994) 47.
(12) Over Niermeyer: zie noot 3. Over Beekman: zie M.W. Heslinga, K.N.A.G. Geografisch Tijdschrift, XI (1977) 324.
(13) A.H.F. Bredemeijer, Geografisch Tijdschrift, 8 (1955) 36.
(14) J. Schokkenkamp, T.A.G., LXXVIII (1961) 211.
(15) J. Schokkenkamp, Geografisch Tijdschrift, 11 (1958) 229.
(16) J. Schokkenkamp, T.A.G., XLIII (1926) 496.
(17) Zie bijvoorbeeld het conflict tussen prof. dr. H. Th. Fischer en Zeeman in het Tijdschrift voor het Onderwijs in de Aardrijkskunde, 14 (1936) 236 en 253.
(18) G.J.A. Mulder (red.), Deel IV, Zwolle (1954), blz. 391.
Dankwoord
Met dank aan dhr. drs. K.M. de Ley, stief-kleinzoon van K. Zeeman, en mevr. B. Wolters van de afdeling Documentbeheer Wolters-Noordhoff.
Samenvatting
Onderwijzer en schooldirecteur K. Zeeman (1880-1961) vervaardigde en redigeerde gedurende bijna een halve eeuw een scala aan aardrijkskundige leerboeken, atlassen en schoolwandkaarten voor de uitgevers Versluys, Wolters en Noordhoff. Daarbij had hij maar één doel voor ogen: materiaal afleveren dat nuttig is voor de scholen. Hij combineerde een zorgvuldige manier van werken met een continu streven naar kwaliteit. Zijn kartografisch werk werd dan ook zeer gewaardeerd in onderwijskringen. Zeeman had uitgesproken opvattingen over het aardrijkskunde-onderwijs. Zo was hij wars van gewichtige geleerdheden en stelde duidelijkheid en actualiteit boven alles. De naam Zeeman is desondanks weggezakt in de mist der geschiedenis. Het artikel schetst het verhaal van het leven en werk van een gedreven schoolkartograaf.
|