gepubliceerd in: Caert-Thresoor, 25 (2006), nr. 1, p. 13-19

Antiquariaat  De Wereld aan de Wand

homepage
De Wereld aan de Wand
foto-overzicht
Collectie De Wereld aan de Wand
informatie
(school)wandkaarten
Publicaties

XIII
De Schoolkaart van Insulinde van R. Schuiling:
Een overzicht van de Indische kartografie
in 1898 op vijf m²


door Lowie Brink

In 1889 beweert de auteur van het eerste uitvoerige handboek van de geografie van Nederlands Oost-Indië, getiteld 'Nederland tusschen de Tropen', in het voorbericht: "Naar ik mij vlei, heb ik van al de belangrijkste bijdragen tot de geographie onzer koloniën gebruik gemaakt." Een gezonde dosis wantrouwen lijkt hier op zijn plaats, maar in dit geval kunnen we de auteur, namelijk Roelof Schuiling, wel geloven. De naam Schuiling zou later, in de twintigste eeuw, een bijna legendarisch begrip worden: 'Altmeister', 'Maestro', 'Nestor der Nederlandsche Geografen' [1] of gewoon, wat minder hoogdravend, 'de stoere Drent'. In dit artikel zal worden aangetoond dat het genoemde citaat, met 'geographie' vervangen door 'kartographie', ook van toepassing is op de in 1898 door Schuiling vervaardigde 'Schoolkaart van Insulinde'. Deze groot formaat wandkaart geeft in één oogopslag een vrij compleet overzicht van de Indische kartografie vlak voor het einde van de 19de eeuw.

Zo er al in de 19de eeuw een jansaliegeest heeft rondgewaard in Nederlands Oost-Indië, dan toch zeker niet meer in de jaren '80 en '90 van die eeuw. Men hoeft daarvoor slechts te denken aan in die tijd spelende zaken als het einde van de onthoudingspolitiek [2] en de nationalistische opleving, de aanleg van spoor- en tramwegen en de winning van steenkolen en petroleum, de militaire en geografische expedities en de tot de verbeelding sprekende ontdekkingsreizen, de triangulatie van Sumatra en het planten der Nederlandse vlag op 141° oosterlengte. In 1898 viel het echter niet mee om deze en andere recente ontwikkelingen ook in de kaarten van Nederlands Indië terug te vinden. De voorloper van de 'Atlas van Tropisch Nederland' (1938), de bekende atlas van Stemfoort en Ten Siethoff (1883-1885), was sterk verouderd, terwijl de tweede druk pas in 1907 compleet verkrijgbaar was. Afgezien van Java waren van grote delen van de archipel nog geen topografische kaarten beschikbaar. De zeekaarten van het 'Hydrographisch Bureau' werden regelmatig bijgewerkt maar gaven toch vooral kustlijnen en zeediepten. Volks- en schoolatlassen van bijvoorbeeld Van Gelder, Havenga, Pijnappel, Versteeg en (P.H.) Witkamp waren doorgaans niet gedetailleerd en niet erg nauwkeurig. Onder de atlassen was in 1898 wellicht de vierde druk van de gedetailleerde atlas van Dornseiffen een goede keus, hoewel deze toch ook al weer vier jaar oud was. Zouden we geen verbrokkeling willen van het kaartbeeld in atlassen, en Nederlands Indië op een grote kaart afgebeeld willen zien, dan is het aanbod nog beperkter. [3] De tweede druk van de schoolwandkaart van (P.R.) Bos, Rijkens en Van Gelder (1890) en de (wand)kaarten van Kan (1892) en (H. Ph. Th.) Witkamp (1893) ontberen alle drie de vele kleine en grote aanpassingen van het kaartbeeld die in de loop van de jaren '90 nodig bleken te zijn. De 'Schoolkaart van Insulinde' van Schuiling kwam in 1898 eigenlijk als geroepen. In een recensie van deze kaart was de schoolgeograaf Niermeyer ook deze mening toegedaan: "[Er] bestonden thans alleen zeer verouderde wandkaarten. Zoo is deze kaart een ware uitkomst." [4]

1. Portret van R. Schuiling uit het gedenkboek bij zijn 70ste verjaardag. [5]

SCHUILINGSCHE ARBEIT

De loopbaan van Schuiling (1854-1936; zie afbeelding 1) doet denken aan een Hollywood-filmscenario: een boerenzoon uit het Drentse Annen werkte zich grotendeels door zelfstudie op tot leraar aan de Rijkskweekschool in Deventer en vervolgens tot een van de vormgevers van de geografische wetenschap in Nederland. [5] Hij publiceerde een duizelingwekkend aantal aardrijkskundige leerboeken, atlassen [6], schoolplaten en wandkaarten bij vier uitgeverijen: Noordhoff, Thieme, Tijl en Ten Brink, alsof hij aan een of twee uitgevers niet genoeg had. Schuiling is vooral bekend geworden door als eerste het beginsel van de 'natuurlijke landschappen' toe te passen: "De aard van den bodem moet grondslag en uitgangspunt zijn voor alle geographische beschouwingen." [7] Dit beginsel heeft hij zeer consequent toegepast onder meer in 'Aardrijkskunde van Nederland' (1884), in 'Nederland tusschen de Tropen' (1889) en op de gehele aarde in 'Beknopt leerboek der Aardrijkskunde' (1894). Staatkundige grenzen werden daarbij ondergeschikt gemaakt aan de grenzen van de landschappen, en er is veel aandacht voor de geologie, ook die van de jongste tijdvakken. Zijn methode vond veel weerklank in de geografische wereld van die tijd, "wiewohl es die nicht leichte Konkurrenz mit den Beekmanschen und Blinkschen Arbeiten auszuhalten hatte." [8] Ondanks Schuilings fysisch-geografische oriëntering bleek hij op latere leeftijd toch ook open te staan voor de nieuwe denkbeelden van de economische geografie. Een streven naar volledigheid is een ander kenmerk van het werk van Schuiling. Beknoptere versies van genoemde leerboeken bleken dan ook nodig om gebruikers op scholen niet af te schrikken. De kroon op zijn levenswerk 'Aardrijkskunde van Nederland' kon echter ongestoord uitgroeien tot een geografische encyclopedie, kortweg 'Nederland' getiteld (zesde druk, 1934-1936), in twee delen met 1900 pagina's, 400 figuren en maar liefst 100 kaarten. Opmerkelijk is verder dat Schuiling (net zoals de kamergeleerden P.J. Veth en C.M. Kan) nooit in Nederlands Indië is geweest, en toch, gezien zijn leerboeken, artikelen en kaarten op dit gebied, als een Indiëkenner beschouwd kan worden. Originele ideeën over geografie en het onderwijs daarin, een streven naar volledigheid en veel kennis van Indië: de ingrediënten voor een grootse wandkaart van Nederlands Oost-Indië waren aanwezig.

DE GEHEELE EILANDENWERELD

De ideeën van de evolutionist Wallace zijn vooral door de vertaling door Veth van 'The Malay Archipelago' (1869) in Nederland bekend geworden. Wallace verdeelde de Indische archipel in een Aziatisch en een Australisch gedeelte volgens een lijn door de straten van Makasar en Lombok. In de jaren '80 werd deze 'grenslijn van Wallace' steeds meer in twijfel getrokken. Ook Schuiling interesseerde zich natuurlijk voor deze natuurlijke indeling, en schreef er in 1888 een uitvoerig artikel over [9], waarbij hij twee nieuwe continentale grenslijnen voorstelde (de '100 vadem'-dieptelijnen langs de twee continenten) met daartussen een overgangsgebied. Een zienswijze die de tand des tijds beter heeft doorstaan dan die van Wallace. Het artikel is echter ook te zien als een verantwoording van de in zijn handboek 'Nederland tusschen de Tropen' (1889) gehanteerde indeling van de archipel in vijf groepen: Aziatisch Insulinde, Celebes, Timor groep, Molukken en Australisch Insulinde. Uit het artikel en het handboek blijkt dat Schuiling Nederlands Indië in eerste instantie beschouwde als een onderdeel van een uitzonderlijk uitgebreide eilandenbrug tussen twee continenten. Tien jaar voor de publicatie in 1898 zal een deel van het kaartontwerp van de 'Schoolkaart van Insulinde' dan ook al vastgestaan hebben voor Schuiling met als kaarttitel de van Multatuli afkomstige term 'Insulinde' (oftewel eilandenwereld), en niet de gebruikelijke, staatkundige term 'Nederlandsch Oost-Indië'. Een afbeeldingsvlak dat de verbindingen met Azië en Australië duidelijk naar voren brengt. En verder een gedetailleerde weergave van zeediepten en vulkanische activiteit aangezien beide een rol spelen bij de overgang van het ene continent naar het andere. Het uiteindelijke resultaat is in afbeelding 2 weergegeven. De voor de detaillering noodzakelijke schaal van 1:2.700.000, het gekozen afbeeldingsvlak en de grote inzetten leverden een uit twaalf bladen opgebouwde wandkaart op van 2.0 m hoog en 2.5 m breed, hetgeen deze kaart, in ieder geval wat betreft oppervlakte, tot een van de grootste, Nederlandse wandkaarten maakt. Vooral de drie verbindingen met Azië (Nicobaren en Andamanen; Malakka; Filipijnen en Taiwan) komen goed naar voren, en "[dat] was op eene wandkaart van Indië nog niet toegepast". [4] De drie grote inzetten ('Sumatra', 1:1.350.000; 'Java en Madoera', 1:900.000; 'De voornaamste Molukken en de Minahasa', 1:900.000) zijn natuurkundig ingedeeld, maar (ietwat onverwachts gezien Schuilings voorkeuren) de hoofdkaart is staatkundig ingedeeld. Uit een korte toelichting van Schuiling in een fondscatalogus van Thieme (1901) blijkt dat het staatkundige overzicht bedoeld was om de kaart niet alleen voor middelbare scholen maar ook voor lagere scholen interessant te maken. Het valt echter te betwijfelen of veel lagere scholen het in die tijd aangedurfd hebben zo'n grote, gedetailleerde en relatief dure wandkaart aan te schaffen.

Wandkaartcode OIN_TH_S
2. 'Schoolkaart van Insulinde' van R. Schuiling uitgegeven door W.J. Thieme te Zutphen en gedrukt door J.H. van de Weijer te Groningen (1898, 199 x 247 cm, privé-collectie auteur).

OP ZOEK NAAR DE BRONNEN VAN SCHUILING: EEN REIS DOOR BORNEO EN DE GROOTE OOST

Een 'Opgave der Bronnen' in bovengenoemde atlas van Dornseiffen is een gunstige uitzondering op de regel dat "in de kartografie, vroeger en nu, zelden voorgekomen [is] dat de bron genoemd wordt". [10] Voor school(wand)kaarten geldt deze regel helaas ook vrijwel altijd, en zo ook voor de 'Schoolkaart van Insulinde'. Om toch te kunnen achterhalen hoe Schuiling deze wandkaart heeft gecompileerd, en of "al de belangrijkste bijdragen" zijn gebruikt, zit er niets anders op dan een groot aantal (schets)kaarten die als bron kunnen hebben gediend te vergelijken met delen van Schuilings kaart. Deze zoektocht naar de bronnen zal ons voeren over de zeeën naar Borneo, Celebes, de Molukken en Nederlands Nieuw-Guinea. De in 1898 beschikbare, topografische kaarten van Java, delen van Sumatra, Bangka, Blitoeng en delen van de Kleine Soenda-eilanden (Bali, Lombok, Soemba) vormden voor deze gebieden uiteraard de voor de hand liggende gegevensbronnen. De spellingswijze van de namen in dit artikel is gelijk aan die op de 'Schoolkaart van Insulinde', die Schuiling overgenomen heeft van de in 1897 door een commissie van het KNAG samengestelde 'Woordenlijst van eenige aardrijkskundige namen in Nederlandsch Oost-Indië'.

DE ZEEËN: "NOG ALTIJD ONTBREKEN VELE BELANGRIJKE LOODINGEN"

In het in 1898 nog jonge wetenschapsgebied van de oceanografie vormden de zeeën van de Indische archipel, met hun complexe afwisseling van ondiepe randzeeën en diepe bekkens, een uitnodigend studie-object. Een vooraanstaand oceanograaf, O. Krümmel, publiceerde in 1882 al een dieptekaart van dit gebied [11], en wat later werd het zeebodemreliëf in kaart nr. 25 (1888) van de 'Physikalischer Atlas' van (Hermann) Berghaus weergegeven. Dat Schuiling dergelijke publicaties goed bijhield blijkt alleen al uit het feit dat hij als eerste de van Krümmel afkomstige term 'Austraalaziatische Middelzee' in Nederland introduceerde. Bij het bovengenoemde artikel over de grenslijn van Wallace (1888) voegde Schuiling een uit de kaarten van Krümmel en Berghaus samengestelde dieptekaart. Volgens Berghaus was deze echter niet 'samengesteld' maar 'einfach kopiert' uit zijn 'Physikalischer Atlas'. [12] In feite is Schuilings dieptekaart een knappe generalisatie van Berghaus' kaart, maar waarschijnlijk heeft Schuiling zich deze kritiek toch aangetrokken. De voorstelling van de zeediepten op de 'Schoolkaart van Insulinde' is namelijk niet meer gebaseerd op bestaande kaarten maar geheel opnieuw getekend. Met behulp van drie tinten blauw en drie dieptelijnen zijn zes dieptezones aangegeven (zie afbeelding 4 onder; blijkbaar waren zes blauwtinten financieel niet haalbaar). Dieptecijfers staan niet vermeld, maar toch is na te gaan, dat de tot 1898 op kaarten en in tijdschriften gepubliceerde 'loodingen' [13] zorgvuldig zijn gebruikt voor het construeren van de dieptezones. De Nederlandse zeekaart 'Oost-Indische Archipel' (oost- en westblad, schaal 1:3.000.000) uit 1897 geeft een groot aantal van deze peilingen, waarbij het echter niet is aangedurfd om hieruit dieptelijnen af te leiden. Vooral diepzeepeilingen, vrijwel altijd van buitenlandse diepzee-expedities, waren er in 1898 nog veel te weinig, waardoor Schuiling noodzakelijkerwijs flink wat fantasie gebruikt moet hebben voor het tekenen van de dieptelijnen. Pas door de resultaten van de Siboga-expeditie (1899-1900) en de Snellius-expeditie (1929-1930) zouden werkelijk betrouwbare dieptekaarten mogelijk worden. Onder Lombok tekent Schuiling een klein gebiedje van meer dan 6000 m diep, wat echter maar op één meting van 6205 m (kabelschip 'Recorder', 1888) gebaseerd is. Deze dieptezone kan desondanks beschouwd worden als een Java-trog avant-la-lettre. Ook de betrouwbaarheid van de zeedieptemetingen liet te wensen over. Een in 1885 door de Duitse bark 'Karl' gevonden zeebank tussen Celebes en Boeroe met een diepte van slechts circa 100 m [14] blijft nog jarenlang rondspoken op diverse kaarten (de genoemde kaarten van Berghaus en Schuiling uit 1888, Stieler's Handatlas (1890), zeekaarten en zelfs nog op de overzichtskaart (1901) in de tweede druk van de atlas van Stemfoort en Ten Siethoff ). Rondspoken is het goede woord, aangezien tijdens de Siboga-expeditie vastgesteld is dat de Banda Zee op die plaats maar liefst circa 5000 m diep is. De stoere Drent had geen Siboga-expeditie nodig om deze spookbank al in 1898 uit de 'Schoolkaart van Insulinde' te verjagen.

3. Stroomgebied van de Mahakam; boven: fragment van de expeditiekaart van A.W. Nieuwenhuis [17], onder: fragment van de 'Schoolkaart van Insulinde'.

BORNEO: "FANTASIEBERGKETENEN EN RONDDOOLENDE RIVIEREN"

In tegenstelling tot de kartering van de Zuider- en Oosterafdeling, was het in de kartering van de Westerafdeling van Borneo aan het einde van de 19de eeuw wel gedaan met aan de fantasie ontleende bergen en rivieren. "Een der meest spectaculaire verrichtingen uit de geschiedenis van de Topografische Dienst (TD) van Nederlands-Indië" [15], de op astronomische plaatsbepalingen gebaseerde topografische opneming van de Westerafdeling (1886-1895), liet niet veel meer aan de verbeelding over. De geoloog G.A.F. Molengraaff maakte dankbaar gebruik van deze opneming door zijn verslag van een expeditie naar de Boven-Kapoeas (1893-1894) in het vooraanstaande 'Petermanns Geographische Mitteilungen' te voorzien van een door de TD getekende 'Stromkarte von West Borneo'. [16] Deze kaart heeft Schuiling gebruikt voor de kustlijnen en rivieren in de Westerafdeling en in de zuidwesthoek van de Zuider- en Oosterafdeling. De bergtekening heeft hij direct aan de bovengenoemde topografische kaarten ontleend. Was de eerste landkaartbron dus niet moeilijk te vinden, de TD zal tijdens de rest van onze zoektocht in Borneo en in de Grote Oost maar een bescheiden rol spelen. Voor het stroomgebied van de Mahakam moest Schuiling gebruik maken van de kaart bij het verslag van een andere succesvolle expeditie dwars door Borneo (1896-1897) onder leiding van de arts-etnoloog A.W. Nieuwenhuis [17] (zie afbeelding 3). Deze kaart week "op verbluffende wijze af van alle bestaande" [18], en gaf een sterke verbetering van het kaartbeeld van Midden- en Oost-Borneo. Daarom mocht Schuiling van geluk spreken dat hij deze in januari 1898 in 'Petermanns Geographische Mitteilungen' gepubliceerde kaart nog net kon opnemen in zijn 'Schoolkaart van Insulinde'. Ook voor het gebied tussen West-Borneo en het Mahakam-stroomgebied leverde dit Duitse tijdschrift de kaartbron: 'Der Südosten von Borneo' van de mijningenieur G. Schneiders. [19] Nederlandse zeekaarten van het 'Hydrographisch Bureau', in ieder geval 'Oostkust Borneo: Van Batoe Tinagat tot Tarakan' (1892), heeft Schuiling voor de kustlijnen in het noordoosten gebruikt. Voor het Engelse Noord-Borneo is uitgegaan van een Engelse kaart in het in 1890 uitgegeven 'Handbook of British North Borneo'. [20] Van deze kaart echter niet de grens tussen het Engelse en Nederlandse gebied in het noordoosten, die, hoe kon het ook anders, veel te zuidelijk lag. Een traktaat van 1892 legde die grens vast op 4° 10' N.B., en nam daarmee bij veel goede vaderlanders een hoop zorgen weg.

CELEBES: "HET GEHEIMZINNIGE WAAS DAT GROOTE DEELEN ERVAN NÓG BEDEKT"

De 19de-eeuwse, gecompileerde zeekaarten op de schaal 1:1.000.000 van het 'Hydrographisch Bureau' in Batavia waren niet altijd betrouwbaar, maar desondanks een onontbeerlijke informatiebron voor kaartenmakers. Dit gold ook voor Schuiling, want alle kustlijnen van Celebes op de 'Schoolkaart van Insulinde' zijn verkregen door een zorgvuldige generalisatie van deze zeekaarten (bijvoorbeeld 'Oostkust Celebes: Blad I', 1893). Het invullen van het binnenland was echter minder eenvoudig, aangezien er alleen bruikbare topografische kaarten beschikbaar waren van het zuidelijk gedeelte van de zuidarm ('Kaart van Zuid-Celebes', 1:200.000, 1886) en van het oostelijk gedeelte van de noordarm ('Kaart van de Minahassa' door de oud-resident van Menado, Van Musschenbroek, 1:100.000, 1878). De kaart van Van Musschenbroek was ook al gebruikt voor de atlas van Stemfoort en Ten Siethoff (1883-1885). De weergave van de Minahasa bij Schuiling (1:900.000) is dan ook vrijwel gelijk aan die in de atlas (1:800.000). Andere gelijkenissen tussen schoolkaart en atlas zijn vrijwel niet aan te wijzen, hetgeen illustreert hoe sterk het kaartbeeld van Nederlands Indië in de jaren '80 en '90 aan verandering onderhevig was. De ontdekking van en het onderzoek naar de talrijke meren van Celebes zijn duidelijke voorbeelden daarvan. De Utrechtse geoloog A. Wichmann deed onderzoek naar het ontstaan van deze meren, en publiceerde in 1893 een kaart 'Die Binnenseen von Celebes', waarvan onderdelen terug zijn te vinden in de 'Schoolkaart van Insulinde' (Tempe-meer en omgeving). [21] Het Limbotoe-meer in de noordarm is ontleend aan een kaart van de assistent-resident van Gorontalo G.W.W.C. baron van Hoëvell in het tijdschrift van het KNAG. [22] Het meeste opzien baarden echter de ontdekkingsreizen in 1893-1896 van de Zwitserse zoölogen P. en F. Sarasin (neven maar in de literatuur ook vaak broers genoemd). Of in de woorden van Schuiling: "door de Sarasins kreeg de kaart van Celebes een nieuw voorkomen". [23] Een groot aantal meren (waaronder Poso en de nog geheel onbekende Matanna en Towoeti) en rivieren heeft Schuiling overgenomen van de door de Sarasins in 1894-1896 gepubliceerde voorlopige kaartontwerpen. [24] Ontdekkingsreizigers als de Sarasins hadden in Midden-Celebes echter geduchte concurrenten aan de zendeling-geografen Kruijt en Adriani. Kruijt was in 1894 de Sarasins te snel af met de publicatie van een kaart van het Poso-meer. [25] Schuiling koos toch voor de Sarasin-variant van dit meer, waarschijnlijk omdat de Zwitserse kaart gebaseerd was op astronomische plaatsbepalingen. [26] Als een soort troostprijs voor de onverschrokken zendelingen heeft Schuiling wel het kleine, door Adriani en Kruijt in 1897 (her)ontdekte Lindoe-meer afgebeeld. [27]

4. West- en Midden-Ceram; boven: fragment van een kaart in 'Reisen in den Molukken' van K. Martin (1894), onder: fragment van de 'Schoolkaart van Insulinde'.

DE MOLUKKEN: "HET EILAND MOEST TOCH OOK EEN ZUIDKUST HEBBEN"

Voor het selecteren van de door Schuiling gebruikte kaartbronnen zouden kaarten, waarin een groot aantal weergaven van een bepaald gebied met elkaar worden vergeleken, handig zijn geweest. Helaas is daar maar één voorbeeld van gevonden: 'Voorstelling van eenige eilanden en groepen der Molukken (etc.)' van de eerste hoogleraar in de geografie C.M. Kan. [28] De zeventien weergaven van Boeroe, Kei-eilanden en Aroe-eilanden in atlassen en kaarten (periode 1872-1886) blijken niet alleen alle hemelsbreed van elkaar te verschillen, maar ook van de weergave van deze eilanden op de 'Schoolkaart van Insulinde'. De kaartbronnen van Schuiling dateren dan ook doorgaans uit de periode 1888-1898, hetgeen ook geldt voor de hierna volgende, voor de Molukken gebruikte bronnen. Tien jaar oud, maar in 1898 nog steeds de meest gedetailleerde, was de 'Kaart van het Noorder Schiereiland van Halemahera' van luitenant en Halmaheira-kenner C.F.H. Campen. [29] Schuiling heeft zo veel details van deze kaart overgenomen, dat duidelijk zichtbaar is dat de minder gedetailleerd weergegeven rest van Halmaheira van een andere bron afkomstig is (zeekaart 'Moluksche Archipel'). In 1892 verscheen een andere gedetailleerde, door Schuiling gebruikte kaart, ditmaal van een luitenant ter zee, H.O.W. Planten: 'Keij of Ewaf Eilanden'. [30] Deze veelgeprezen kaart was het resultaat van een van de weinige 19de-eeuwse expedities van het KNAG die wel konden worden uitgevoerd. De dertien kaarten van Boeroe, Ceram en andere eilanden rond de Banda Zee in het standaardwerk 'De Sluik- en Kroesharige Rassen tusschen Selebes en Papua' (1886) van de oud-resident van Timor en Ambon J.G.F. Riedel zijn alle niet gebruikt. Dat Schuiling niet op de hoogte was van dit werk is niet goed voorstelbaar. Waarschijnlijker is het dat Schuiling het eens was met de kritiek van Kan op Riedels kaarten: geen schaalvermelding en "dikwijls aan opgaven van inlanders ontleend". [31] Met het standaardwerk van de Leidse geoloog K. Martin 'Reisen in den Molukken' (eerste deel 1894) had Schuiling wellicht meer affiniteit. De kustlijnen en rivieren van Boeroe en Ceram op de 'Schoolkaart van Insulinde' zijn van een kaart in dit boek afgeleid (zie afbeelding 4). Maar ook hier is weer sprake van compilatie: de gebergtetekening van Ceram is overgenomen van twee grote, fraaie kaarten van de ook in de Molukken actieve baron Van Hoëvell. [32] Sommige bergketens van de baron moesten daarbij wel iets verlegd worden om de rivieren van Martin toch de weg naar de zee te kunnen laten vinden.

5. Noordkust van Nederlands Nieuw-Guinea; boven: fragment van een kaart van F.S.A. de Clercq [37], onder: fragment van de 'Schoolkaart van Insulinde'.

NEDERLANDS NIEUW-GUINEA: "ZWIJGENDE WAPENBORDEN HOUDEN DAAR HET NEDERLANDSCHE GEZAG HOOG"

Het is niet moeilijk om in de 'Insulinde'-kaart van de Beekman-Schuiling 'Schoolatlas van de Geheele Aarde' de hand van de tweede auteur te zien. In de achtste druk (1927) van deze atlas staat in Nieuw-Guinea nog vermeld 'Onbekend Binnenland'. Zeker in de 19de eeuw was de kartering van Nieuw-Guinea beperkt tot het tekenen van kustlijnen, baaien en vanaf de zee zichtbare, al of niet met sneeuw bedekte bergtoppen. Niet verwonderlijk dan dat de eerste, grote compilatiekaart van Nieuw-Guinea van het 'Topographisch Bureau' (schaal 1:2.000.000, 1897) grotendeels gebaseerd is op zeekaarten van het 'Hydrographisch Bureau' (voornamelijk 'Noordkust Nieuw Guinea' en 'Zuid Westkust Nieuw Guinea'). Schuiling had eenvoudig deze compilatiekaart kunnen overnemen, maar de ernstige kritiek in de Indische Gids van 1890 van de oud-resident van Ternate F.S.A. de Clercq [33] op de uit 1889 daterende zeekaart 'Noordkust Nieuw Guinea' heeft hem wellicht doen besluiten zijn eigen compilatie te maken. De kaarten in de standaardwerken over Nieuw-Guinea van Robidé van der Aa (1879) [34] en Haga (1884) [35] waren voor Schuiling niet bruikbaar, want beide zijn gebaseerd op de verouderde in 1875-1876 opgenomen Nieuw-Guinea-kaart van P. Swaan. [36] De Clercq bleek echter niet alleen kritiek te kunnen leveren, maar publiceerde ook in 1893 de kaart 'West en Noordkust van Nederlandsch Nieuw-Guinea'. [37] Deze vinden we grotendeels terug op de 'Schoolkaart van Insulinde' (zie afbeelding 5). Ook hier kon Schuiling het compileren echter niet laten: de Mac cluer-golf (nogal grof voorgesteld bij De Clercq), Japen en de Schouten-eilanden zijn toch weer van de bekritiseerde zeekaart afkomstig. Op Nieuw-Guinea kwamen zendelingen soms ook met verrassende vondsten naar voren. Het enige door Schuiling getekende meer (Santani) is afkomstig van de zendeling G.L. Bink, die in 1893 een tocht naar de Humboldt-baai had gemaakt. [38] De zuidwestelijke kust was nog minder bekend dan de overige kusten door de aanwezigheid van de vele riffen en modderbanken. Schuiling kon gebruik maken van de in 1895 verbeterde zeekaart van dit gebied. Aangezien Robidé van der Aa reeds in 1879 het noordelijk van Kaap d'Urville gelegen Stephen-eiland als niet bestaand had verklaard, zullen we de aanwezigheid van dit eilandje (en alle dieptezones eromheen) op de 'Schoolkaart van Insulinde' maar als een schoonheidspukkel beschouwen. [39]

BEVINDINGEN EENER ZOEKTOCHT

In een uitgebreide en lovende recensie van de 'Schoolkaart van Insulinde' door Niermeyer [4] komt de volgende, opvallende uitspraak voor: "Aan den vervaardiger eener schoolkaart mag men echter niet den eisch stellen dat hij zal doen wat niemand voor hem gedaan heeft: een kritische compilatie van het kaartmateriaal leveren voor de nog niet topographisch opgenomen terreinen". In het bovenstaande is echter geprobeerd om aan te tonen dat dit nu precies omschrijft hoe Schuiling te werk is gegaan bij het samenstellen van de 'Schoolkaart van Insulinde'. Zowel de kritische compilatie als de in de 'Schoolkaart van Insulinde' verwerkte, nieuwe geografische denkbeelden van Schuiling geven aan dat deze schoolkaart ook als een wetenschappelijke bijdrage kan worden gezien. Vooral in de 19de eeuw werden wel vaker geografische zienswijzen uitgedragen door de uitgave van aardrijkskundige onderwijsmiddelen. Niet zo vreemd als men bedenkt dat in die tijd een groot deel van de geografiebeoefenaren als (aardrijkskunde)leraar werkzaam was (Beekman, Blink, (P.R.) Bos, Niermeyer, Schuiling).

Maar er zijn nog meer redenen waarom de 'Schoolkaart van Insulinde' aandacht verdient. Voor het eerst werd bij het ontwerp van een wandkaart van de Indische archipel de natuurlijke omgeving als uitgangspunt genomen. Dit komt tot uiting in de zorgvuldige weergave van bergketens (door schaduwering), dode en werkende vulkanen, het zeebodemreliëf, de hydrografie en de verbindingen met Azië en Australië. Vooral de gedetailleerde weergave van de zeediepten is een moedige poging om op grond van schaarse gegevens toch inzicht te geven in deze complexe eilandenbrug tussen twee continenten en twee oceanen. Op grond van het reliëf van land en zeebodem op deze kaart uit 1898 kan men zich al enigszins voorstellen, dat enkele decennia later de theorie van de platentektoniek met succes op dit gebied zou worden toegepast.

De 'Schoolkaart van Insulinde' is Schuilings eerste wandkaart en gaat ook vooraf aan de kaarten van Oost-Indië van zijn hand in de Beekman-Schuiling atlas. [40] De als geograaf bekend staande Schuiling toonde zich door deze kaart ook als een vaardig kartograaf. De recensies waren positief: "een voortreffelijk beeld van de orohydrographie" [41], "een uitnemenden indruk" [41], "der Gesamt-Eindruck der Karte ist gut" [42], "het vele nieuwe dat deze kaart geeft". [4] Het is daarom opmerkelijk dat de 'Schoolkaart van Insulinde' een tweede druk niet meer heeft mogen beleven. De reden hiervan is waarschijnlijk de toenemende concurrentie op het gebied van schoolkaarten die de uitgever van deze kaart, W.J. Thieme, ondervond van uitgeverij J.B. Wolters. Zoals het succes van de Bosatlas het einde inluidde van de minstens zo fraaie Beekman-Schuiling atlas [43], zo lieten de derde (1905) en vierde (1913) druk van de 'Wandkaart van Nederlandsch Oost-Indië' van de vermaarde P.R. Bos (e.a.) geen ruimte meer over voor een nieuwe, kostbare uitgave van de 'Schoolkaart van Insulinde'.

Doordat de 'Schoolkaart van Insulinde' een vrij compleet overzicht geeft van de Indische kartografie en uitgegeven is in het jaar 1898, geeft deze kaart een samenvatting van wat er in de 19de eeuw op karteringsgebied bereikt is in Indië. De hierboven genoemde kaartbronnen geven een goede indruk van de grote gevarieerdheid van het gebruikte kaartmateriaal. Naast topografische en hydrografische kaarten speelt de particuliere kartografie een belangrijke en, voor sommige eilanden, een overheersende rol: (schets)kaarten van expeditieleden, militairen, bestuursambtenaren, mijningenieurs, reizigers, zendelingen en missionarissen, zoals die zeer verspreid verschenen als losse uitgaven of in diverse boeken en tijdschriften. Afhankelijk van de beschikbaarheid van deze kaarten was de compilatiewijze voor elk eiland weer verschillend. De zoektocht naar de bronnen van Schuiling maakte duidelijk dat Schuiling goed bekend moet zijn geweest met de uitgebreide literatuur over Indië, en dat hij voor de 'Schoolkaart van Insulinde' inderdaad "al de belangrijkste bijdragen" tot de kartografie van Insulinde gebruikt heeft. De oproep van Kan in 1888 [44] heeft 'de stoere werker' blijkbaar goed in zijn oren geknoopt: "De taak, de plicht, de ontbrekende schakels in de keten te smeden [is] aan ons, de Heeren van Insulinde."


Met dank aan drs. S. de Meer van het Maritiem Museum Rotterdam voor hulp bij het zoeken naar de juiste zeekaarten.


Noten

T.A.G.: Tijdschrift van het (Koninklijk) Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap (Tweede serie); P.G.M.: Petermanns Geographische Mitt(h)eilungen

1. Becht, H.E., Tachtig jaar. - In: Weekblad Gymnasiaal en Middelbaar Onderwijs 30 (1933-1934), blz. 1151-1154.
2. Velde, P.G.E.I.J. van der, Van koloniale lobby naar koloniale hobby. - In: K.N.A.G. Geografisch Tijdschrift XXII (1988), blz. 211-221.
3. Zie de op blz. 154 door Timmerman genoemde kaarten van de gehele archipel onder het lemma Kaartbeschrijving in de eerste druk van de 'Encyclopædie van Nederlandsch-Indië' (1897).
4. Niermeyer, J.F., Schoolkaart van Insulinde. - In: T.A.G. XVI (1899), blz. 361-364.
5. Zie de eerste twee hoofdstukken in het gedenkboek ter gelegenheid van de 70e verjaardag van R. Schuiling Geografische Bijzonderheden. - [Groningen, 1924].
6. Verwoerd, H.E., Schoolatlassen en aardrijkskundige leerboeken van Beekman en Schuiling. - [Uithoorn], 1979. - (Bibliografische bijdragen; nr. 10).
7. Schuiling, R., Oude meervlakten op Java. - In: Tijdschrift voor Geschiedenis, Land- en Volkenkunde 13 (1898), blz. 233-252.
8. Kan, C.M., Litteraturbericht Nr. 918. - In: P.G.M. 38 (1892).
9. Schuiling, R., De grenslijn van Wallace eene continentale grens. - In: T.A.G. V (1888), deel 2, blz. 523-560.
10. Koeman, C., Oude wandkaarten. - In: Mededelingen van de Nederlandse Vereniging voor Zeegeschiedenis 36 (1978), blz. 5-10.
11. Krümmel, O., Tiefenkarte. - In: Zeitschrift für Wissenschaftliche Geographie III (1882), Tafel 1.
12. Berghaus, H., Litteraturbericht Nr. 861. - In: P.G.M. 35 (1889).
13. Zie bijvoorbeeld Supan, A.- In: P.G.M. 35 (1889), blz. 168-170, P.G.M. 38 (1892), blz. 31-37 en Kan, C.M. - In: T.A.G. XII (1895), blz. 363-394.
14. Niermeyer, J.F., Zeediepten in den Oost-Indischen Archipel. - In: T.A.G. III (1886), deel 1, blz. 485-488.
15. Ormeling sr., F.J., J.J.K. Enthoven (1851-1925). - In: Kartografisch Tijdschrift XXII (1996) 2, blz. 7-14.
16. Molengraaff, G.A.F., Stromkarte von West Borneo. - In: P.G.M. 41 (1895), Tafel 14.
17. Nieuwenhuis, A.W., Karte des Mahakam-Flusses in Borneo. - In: P.G.M. 44 (1898), Tafel 2.
18. Niermeyer, J.F., De taak van het Aardrijkskundig Genootschap in den Indischen Archipel. - In: T.A.G. XVI (1899), blz. 342.
19. Schneiders, G., Der Südosten von Borneo. - In: P.G.M. 40 (1894), Tafel 3.
20. De kaart zit verstopt in de band van het Handbook of British North Borneo. - London, 1890.
21. Wichmann, A., Die Binnenseen von Celebes. - In: P.G.M. 39 (1893), Tafel 16.
22. Hoëvell, G.W.W.C. baron van, Schetskaart der distrikten rond de hoofdplaats Gorontalo. - In: T.A.G. VIII (1891), Kaart I.
23. Schuiling, R., Neerlands Koloniën. - Zutphen, 1907. - blz. 102.
24. Sarasin, P. en F. Sarasin, Vorläufiger Karten-Entwurf etc. - In: Zeitschrift der Gesellschaft für Erdkunde zu Berlin 29 (1894), Tafel 13, idem 30 (1895), Tafel 15 en in: Verhandlungen der Gesellschaft für Erdkunde zu Berlin 23 (1896), Tafel 3.
25. Kruijt, A.C., Naar het meer van Posso. - In: Mededeelingen Nederlandsche Zendelinggenootschap XXXVIII (1894), blz. 1.
26. Hoekstra, J.F., Het Possomeer. - In: T.A.G. XIII (1896), blz. 439-445.
27. Adriani, N. en A.C. Kruijt, Van Posso naar Parigi, Sigi en Lindoe. - In: Mededeelingen Nederlandsche Zendelinggenootschap XLII (1898), blz. 369.
28. Kan, C.M., Voorstelling van eenige eilanden etc. - In: T.A.G. V (1888), Kaart V.
29. Campen, C.F.H., Kaart van het Noorder Schiereiland van Halemahera. - In: Bijdragen Koninklijk Instituut Taal-, Land- en Volkenkunde van Nederlandsch-Indië Reeks 5, III (1888), bij blz. 154.
30. Planten, H.O.W., Keij of Ewaf Eilanden. - In: T.A.G. IX (1892), Kaart XVII.
31. Kan, C.M., De belangrijkste reizen der Nederlanders etc. - In: T.A.G. VI (1889), deel 1, blz. 553.
32. Hoëvell, G.W.W.C. baron van, Schetskaart van Seran. - In: T.A.G. XIII (1896), Kaart III.
33. Clercq, F.S.A. de, Kaart der Noordkust van Nieuw-Guinea etc. - In: Indische Gids XII (1890), blz. 1358-1364.
34. Robidé van der Aa, P.J.B.C., Reizen naar Nederlandsch Nieuw-Guinea. - 's-Gravenhage, 1879.
35. Haga, A., Nederlandsch Nieuw-Guinea en de Papoesche Eilanden. - Batavia, 1884.
36. Swaan, P., Nieuw-Guinea en aangrenzende eilanden. - In: T.A.G. (Eerste Serie) III (1879), Kaart X.
37. Clercq, F.S.A. de, West en Noordkust van Nederlandsch Nieuw-Guinea. - In: T.A.G. X (1893), Kaart V.
38. Tocht van den zendeling Bink naar de Humboldts-baai. In: T.A.G. XI (1894), blz. 325.
39. Horst, D.W., Een nieuwe kaart. - In: T.A.G. XIX (1902), blz. 412-414.
40. Koeman, C. en H.J.A. Homan, Atlantes Neerlandici, Volume VI. - Alphen aan den Rijn, 1985.
41. Hoekstra, J.F., Schoolkaart van Insulinde. - In: Museum 7 (1899), blz. 129-130.
42. Hk., Schoolkaart van Insulinde. - In: Geographischer Anzeiger 1 (1900), blz. 68.
43. Ormeling sr., F.J., Honderd jaar Bosatlas. - In: Kartografisch Tijdschrift III (1977) 4, blz. 22.
44. Kan, C.M., Bodemgesteldheid der eilanden en diepte der zeeën van den Indischen archipel. - In: T.A.G. V (1888), deel 1, blz. 227.


Summary

R. Schuiling's Schoolkaart van Insulinde. A survey of the cartography in the Dutch East Indies in 1898 on five m².

In 1898 the already famous geographer R. Schuiling published a large-sized school wall map of the Malay Archipelago. In the design of this map, as well as in his other work, the importance of the natural environment was the underlying principle, as shown by the careful representation of oro-hydrography, sea depths, volcanic activity and the transition between the two continents. Furthermore, by compiling this wall map from a large number of available cartographic sources (official and private), Schuiling presented a summary of 19th-century cartographic achievements in the Dutch East Indies.


homepage
De Wereld aan de Wand
foto-overzicht
Collectie De Wereld aan de Wand
informatie
(school)wandkaarten
Publicaties