gepubliceerd in: De Boekenwereld, 35 (2019), nr. 2, p. 36-39 tevens verschenen in Lessen 14 (2019), nr. 2, p. 22-25
Antiquariaat De Wereld aan de Wand
XXIX Breken met de symbolen: De beeldwandkaarten van meester Leus en frater Halma
door Lowie Brink
Het slaperige Twentse dorpje De Lutte werd in 1936 opgeschrikt door een nieuwe hoofdonderwijzer. Deze overactieve en uitbundige 'Meester Leus' zou al snel een levende legende worden: 'Het was nen heeln creatievn kerl, hee was min of meer nen kunstenaar.' [1] Dat viel niet altijd goed in het nuchtere Dinkelgebied: 'Wát leu in de Lutt zeaden, dat hee ze alle vief wa had, mer dat zee nich op de rieg stunden.' [2] Maar misschien was een dergelijke speling van de natuur juist nodig om te kunnen breken met ingeburgerde conventies in de schoolkartografie.
ONWIES MOOIE PLAATJES
Frederik Hendrik Willem Leus ondertekende zijn vele geschriften vaak met 'Meester Leus', en was dan ook een onderwijzer in hart en nieren. Hij ontplooide activiteiten in en rond r.k. lagere scholen in achtereenvolgens Apeldoorn, Blaricum en Aalsmeer (onder meer 'poldertochten'), en in 1936 werd De Lutte en omgeving zijn werkterrein. Hij was daar tijdens de oorlog actief in het verzet (Amerikaanse en Franse oorlogsmedailles) en raakte verknocht aan de cultuur en natuur van het Dinkelgebied, die hij in lezingen, kranten en natuurbladen op lyrische wijze beschreef: 'alsof ze in Gods weldadigheid jubelend offeren van de rijkgespreide zomerse feestdis.' [3] Hij voorzag zijn publicaties vaak zelf van illustraties en kaartjes want 'hee kon onwies mooi tekenen.' [4] In de jaren veertig hadden twee andere onderwijzers, W. Bakker en H. Rusch, met een nieuwe aardrijkskundemethode voor de lagere school een fenomenaal succes. [5] De atlas- en wandkaarten van deze methode bevatten voor het eerst in de geschiedenis van de Nederlandse schoolkartografie kleine figuratieve tekeningen als symbolen voor diverse economische activiteiten. De methode zal ook in De Lutte zijn doorgedrongen, en Leus moet hebben gedacht: 'Dat kan beter.' Hij tekende een kaart van Nederland boordevol met plaatjes en zocht een uitgever. Een rooms-katholieke natuurlijk, en dan kom je in die tijd al snel uit bij de Fraters van Utrecht.
Schoolwandkaart van Noord-Holland van F.H.W. Leus en J.A. Halma uitgegeven door St.-Gregoriushuis in Utrecht ([1952], geen schaalvermelding, 105 x 85 cm). Er staan zoveel illustraties in de kaart dat van een beeldwandkaart gesproken kan worden.
DOOR GOD GEZONDEN
In 1873 stichtte de aartsbisschop van Utrecht, mgr. Schaepman, een 'Congregatie van de Fraters van Onze Lieve Vrouw van het Heilig Hart' om het katholiek onderwijs in zijn aartsbisdom te bevorderen. De eerste jaren van de congregatie verliepen uiterst moeizaam in Utrecht, een 'burcht van het calvinisme'. Maar na de eeuwwisseling kregen de Fraters van Utrecht, zoals ze al snel werden genoemd, de smaak te pakken en rond 1960 werkten ruim vierhonderd fraters in lagere scholen, B.L.O.- en U.L.O.-scholen, kweekscholen, opvoedingsgestichten en in het jeugdwerk. De al eerder opgerichte, bloeiende congregatie van de Fraters van Tilburg stond model voor de Utrechtse fraters, en daarom ontwikkelden ze ook in Utrecht katholieke onderwijsmethoden, die ze daarna zelf drukten en uitgaven. [6] Al in 1876 werd met een drukkerijtje gestart. Dit zou uitgroeien tot de 'Drukkerij-Uitgeverij van het St.-Gregoriushuis' en naam maken in het katholieke onderwijs.
In de jaren veertig en zeker na 1945 heerste zowel in Tilburg als in Utrecht het gevoel dat vernieuwing van de methoden voor de diverse onderwijsvakken broodnodig was. [7] Zo werd in het blad van de Tilburgse fraters in 1946 in een artikel gevraagd om aardrijkskundige schoolwandkaarten uit te geven, die niet alleen topografie bevatten, maar ook land en volk zouden typeren door 'sprekende tekeningetjes'. [8] En de Utrechtse fraters hadden vanaf ca. 1941 al een opvallende vernieuwing doorgevoerd in hun drie wandkaarten van De Oude Wereld, Jeruzalem en Palestina voor het godsdienstonderwijs. De topografische weergave was namelijk door de topauteur van de uitgeverij, frater Bellarminus, gecombineerd met een 'passende stoffering door middel van fauna, flora, bouwtrant en personen'. [9] Vreemd is het dan ook niet dat de fraters de kaart van Nederland met plaatjes, die Leus rond 1948 opstuurde, als door God gezonden zagen. De uitgeverij was bovendien in die tijd naarstig op zoek naar een aardrijkskundemethode. [10] Frater Halma kreeg de opdracht om met Leus de methode op te zetten.
Alexander Halma op een foto uit 1984. Hij was toen 60 jaar frater.
HERINNERINGEN VAN EEN WERKEZEL
Fraters waren echte werkezels, en werden vaak ook zo behandeld. [11] Een kijkje achter de schermen wordt niet snel gegeven, maar een van de uitzonderingen hierop vormen de in een miniscuul notitieboekje opgeschreven Herinneringen van frater Joseph Anthonius Halma (1906-1992), kloosternaam Alexander. [12] Als dertienjarige werd hij uit Franeker overgeplant naar de voor hem vreemde omgeving van een kweekschoolinternaat van de Fraters van Utrecht, maar hij wist zich staande te houden en ontving zijn kloosterkleed in 1924. De 'breedgeschouderde Fries' bleek een echte studiebol en naast zijn onderwijswerk op diverse (kweek)scholen in Arnhem, Hilversum, Amersfoort, Utrecht en Zeist en naast het 'buitenschoolse werk' (cursussen geven, natuurstudieweken leiden, redactie-secretariaat voeren van het natuurtijdschrift De zwerver in Gods vrije natuur) ontwikkelde hij lesmateriaal voor de vakken natuurkunde, scheikunde en biologie. Zoals gebruikelijk werd hij voortdurend overgeplaatst van de ene school naar de andere, totdat hij zich in 1946 bij de kloosteroverste niet meer in kon houden: 'Geef mij nu eens rust, ik kan er psychisch niet meer tegen.' [13] Daarna bleef zijn standplaats de St.-Jozef-kweekschool in Zeist. En rond 1948 kwam dus ook nog het werk aan een nieuwe aardrijkskundemethode erbij.
Detail van de schoolwandkaart van Noord-Holland van F.H.W. Leus en J.A. Halma. De kaart is getekend door F. van Noorden.
LEVEN IN DE KAART
Leus en Halma besloten dat het eerste deel van de methode Nederland zou behandelen: Nederland, mijn vaderland. Het zou bestaan uit veertien wandkaarten met illustraties (Nederland, elf provincies, Amsterdam en Rotterdam) elk met een handleiding voor de onderwijzer en een atlas waarin naast verkleiningen van de beeldwandkaarten eenvoudige, traditionele overzichtskaartjes stonden. Leesboekjes en opdrachtenboekjes zouden de methode completeren. Leus leverde ontwerptekeningen en zocht de benodigde informatie bij elkaar en Halma schreef de handleidingen. Frans van Noorden (1887-1961), een ontwerper van boekbanden en illustrator van (jeugd)boeken, voerde de definitieve, fraaie tekening van de kaarten uit. Deze werkte veel voor het St.-Gregoriushuis, zodat hij wel 'het gezicht van de uitgeverij' werd genoemd. [14] Centraal in de methode staan de beeldwandkaarten (en de verkleiningen daarvan in de atlas) met hun 'suggestieve uitbeelding van het landschap'. [15] Beeldkaarten vinden reeds lang toepassing als toeristenkaarten, advertentiekaarten en nieuwskaarten [16], maar tot circa 1940 waren ze vreemd genoeg afwezig in de Nederlandse schoolkartografie. Leus en Halma kozen voor de krachtige, begrijpelijke en aandachtvragende voorstellingen van beeldkaarten en wilden af -althans voor het eerste schoolgebruik- van 'oude kaarten met afgesproken grondsoortenkleuren en rode stippen voor de plaatsen'. 'Er is gebroken met symbolen … en daarvoor in de plaats kwam een uitbeelding van het Nederlandse leven.' [17] Zijn de eerder genoemde kaarten van Bakker en Rusch nog traditionele, structuurgetrouwe schoolkaarten met de gebuikelijke punt-, lijn- en vlaksymbolen en met figuratieve kaartsymbolen voor het economisch leven, bij de kaarten van Leus en Halma zijn de symbolen naar de achtergrond verdrongen en overheersen de natuurgetrouwe beelden. Zo is bijvoorbeeld elke koe en elke boerderij weer anders getekend en niet als een gelijkvormig symbool weergegeven. Zelfs kader, graadnet, legenda en schaalvermelding moesten eraan geloven. De Afsluitdijk is geen lijn maar een breed getekende dijk waarover autootjes rijden. De steden zijn geen cirkeltjes of vierkantjes maar aangegeven als losse of bij elkaar staande markante gebouwen. Schiphol is niet verworden tot een symbool maar verbeeld door vliegtuigjes, hangars en een luchtverkeerstoren. Bruggen overspannen kanalen, boeren hooien, schepen varen uit, schoorstenen roken, vogels vliegen rond, kortom, er zit leven in de kaart.
Detail van de schoolwandkaart van Australien und Ozeanien: Wirtschaft und Verkehr uitgegeven door Westermann in Braunschweig ([ca. 1955], geen schaalvermelding, 90 x 120 cm). Ook in deze beeldwandkaart zijn de kartografische symbolen naar de achtergrond verdrongen.
WIEGENDOOD VAN DE METHODE
De kaarten zaten misschien vol leven, maar de aardrijkskundemethode bleek niet levensvatbaar. Wandkaarten, handleidingen en atlas kwamen in delen gereed in de jaren 1951-1954, en St.-Gregoriushuis kondigde de methode in zijn catalogus van 1955 aan. [18] De verkoop moet echter om te huilen zijn geweest, aangezien wandkaarten en atlas tegenwoordig vrijwel onvindbaar zijn. Leesboekjes en opdrachtenboekjes zijn niet meer verschenen, en van een tweede deel van de methode is nooit meer iets vernomen. Het is lastig te verklaren waarom de methode van Leus en Halma niet aansloeg. De drie beeldwandkaarten van frater Bellarminus waren immers wel succesvol, en in Duitsland was een serie Bildwandkarten van de bekende schooluitgever Westermann in de jaren vijftig een schot in de roos: 'Statt der abstrakten kartographischen Symbole zeigen die Karten naturnahe Darstellungen von Menschen, Pflanzen, Tieren und Wirtschaftsgütern.' [19] En ook de aardrijkskundemethode van Bakker en Rusch was een verkoopklapper, maar dat kan ook deels het fiasco van Leus en Halma verklaren: dit succes liet weinig ruimte voor concurrenten op de Nederlandse markt. Een ander deel van de verklaring moet echter gezocht worden in de ver doorgevoerde natuurgetrouwheid en het breken met kartografische symbolen. Een dergelijk revolutionair nieuw kaartontwerp getuigt van durf, maar het zal de veelal traditioneel ingestelde onderwijzer in de jaren vijftig niet hebben aangesproken. Wat de methode ten slotte ook geen goed deed, waren strubbelingen binnen de kloostermuren, waarvan we dankzij Halma's notitieblokje een glimp opvangen. Halma weigerde al zijn natuurkundemethode Zwerftochten voort te zetten omdat 'een ondergrond groepje bezig was het werk te torpederen' [20], maar hij trok rond 1955 ook plotsklaps zijn handen af van de aardrijkskundemethode. Hij had van een vertegenwoordiger van uitgeverij Luctor vernomen dat 'een paar fraters van plan waren een aardrijkskundemethode uit te geven bij Luctor en St.-Gregoriushuis (samen)'. [21] En na een gesprek met de directeur van het St.-Gregoriushuis frater Rodriguez, dat 'allesbehalve vriendelijk en vol verwijten' verliep, trok Halma zich uit het project terug: 'Ik kon niet anders.' Fraters zijn ook maar mensen.
NATUURZWERVERS GEVEN NOOIT OP
Met de aardrijkskundemethode liep het dus niet goed af, maar hoe verging het Leus en Halma verder? Zoals te verwachten viel, bleef Leus onverminderd actief. Zo schreef hij rond 1956 een serie brochures voor natuurwandelaars in het Dinkelgebied, die weer bol staan van de lyrische uithalen ('Uw ziel zal trillen van deze schone morgenwijding'). [22] Halma had genoeg van het ontwikkelen van methoden, maar bleef wel onderwijs geven en stelde diaseries voor het biologieonderwijs samen. Dankzij zijn technische knobbel werd hij de technicus van de congregatie. Maar de twee natuurvrienden bleven ook samen actief. Vanaf 1949 tot 1974 organiseerden ze in de zomer natuurstudieweken met trektochten in de omgeving van De Lutte voor 'natuurzwervers', later 'milieuzwervers' genoemd. Vast en zeker zullen tijdens deze tochten af en toe herinneringen aan hun beeldwandkaarten weer boven zijn gekomen, en moeten Leus en Halma gedacht hebben: 'En toch … was de methode goed.'
Noten
-1. J. van Mönniks, 'Meester Leus', in: n Hoesbreef: contact-orgaan van de Historische Vereniging 'De Dree Marken' 2 (1995), nr. 3, p. 26; J. Swennenhuis, 'Verhalen oawer vroger (4)', in: n Hoesbreef: contact-orgaan van de Historische Vereniging 'De Dree Marken' 20 (2013), nr. 4, p. 42.
-2. J. Swennenhuis, 'Opgröaien ín en mét de natuur', in: Van over de Iessel 2 (2011), nr. 4, p. 14.
-3. F.H.W. Leus, 'Avonturen te midden van wilde cider-leveranciers in 't Lutter oerwoud', in: De zwerver in Gods vrije natuur 11 (1951), p. 54.
-4. Swennenhuis (2011), p. 14.
-5. L.E.S. Brink en L.M.A. Holl, 'Schoolkaarten vol plaatjes: verlevendiging van het aardrijkskunde-onderwijs door de methode Bakker en Rusch', in: Boekenpost 13 (2005), nr. 80, p. 40-41.
-6. L.E.S. Brink, 'Kaartontwerp in een klooster: de schoolwandkaart van Nederland van frater Rafaël', in: Geo-Info 5 (2008), nr. 11, p. 422-429.
-7. M.M. Voortman, De vernieuwing van het r.k. lager onderwijs uitgegaan van de Congregatie van de Fraters van Utrecht, [Enschede] 1965, p. 1.
-8. W. v. Gorp, 'De nieuwe kaart', in: Ons eigen blad 30 (1946), p. 281-283.
-9. M. Bellarminus-Mol, Toelichting bij de kaart van Palestina, Utrecht [1948], p. 3.
-10. N.N., Jaarverslag 1944 van de Congregatie der Fraters van O. L. Vrouw v. h . H. Hart te Utrecht, Utrecht [1945], p. 64.
-11. J. van Vugt, In zorgzaamheid en eenvoud, Budel 2001.
-12. Erfgoedcentrum Nederlands Kloosterleven, Sint Agatha, Archiefinventaris Fraters van Utrecht, doos 714, Herinneringen.
-13. Herinneringen, p. 57.
-14. F.T.V., 'In memoriam Frans van Noorden', in: Onder ons 29 (1961), p. 146.
-15. F.H.W. Leus en J.A. Halma, Nederland, mijn vaderland: 1. methodisch-didactisch gedeelte, binnenomslag.
-16. N. Holmes, Pictorial maps, London 1992.
-17. Leus en Halma, p. 7.
-18. N.N., Catalogus van uitgaven voor het lager onderwijs, Utrecht 1955.
-19. V. Hohenberg, Westermann: Profil eines Verlages 1838-1963, Braunschweig 1963, p. 64.
-20. Herinneringen, p. 44.
-21. Herinneringen, p. 75.
-22. F.H.W. Leus, Tankenberg: met kaart, De Lutte 1956; De Lutte: met kaart, De Lutte 1956; Lutterzand: met kaart, De Lutte 1956.
|